fietsblog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·blog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsblog fietsblogs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

fietsblog m/o

  1. weblog door een fietser
     Een Brits fietsblog plaatste de foto van de brief op hun pagina, die al snel door Twitter werd opgepikt. De foto werd vier dagen geleden geplaatst. Het is nog niet bekend of de fiets inmiddels al terug is bij de rechtmatige eigenaar.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2023 Weblink bron “Aaron weet wel raad met fietsendieven” (Zondag 10 augustus 2014, 14:41), NOS