fieltig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiel·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fieltig | fieltiger | fieltigst |
verbogen | fieltige | fieltigere | fieltigste |
partitief | fieltigs | fieltigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
fieltig
- (pejoratief) zoals bij iemand met een slecht karakter
- Ontferm u bovenal over het feit dat hij mijn vrouw zo fieltig en herhaaldelijk heeft gehoond en mijn kinderen verwond. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'fieltig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fieltig" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Goethe, J.W. von (vert. M. Ryssen)"Goethe, de opening van de Reineke Fuchs" in: Tiecelijn. jrg. 7 nr. 2 (april 1994) V.z.w. Tiecelijn-Reynaert / M. Ryssen, Sint-Niklaas; p. 56; geraadpleegd 2019-10-29
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 11 %
- Prevalentie Vlaanderen 14 %