fiddle
Uiterlijk
- Geluid: fiddle (VS) (hulp, bestand), fiddle (AU) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈfɪdl̩/
- fid·dle
- erfwoord van Middelengels fithele, Angelsaksisch *fiþele, Proto-West-Germaans *fiþulā, Proto-Germanic *fiþulǭ
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| fiddle | fiddles |
fiddle
- (muziekinstrument) fiedel zn , vedel zn , viool
- (persoon) violist zn , vioolspeler
- (persoon) bespottelijk/niet-serieus iemand, nar zn
- onhandig gedrag
- bedrog, fraude zn
- [1] violin
- [1] fiddlestick
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to fiddle |
| he/she/it | fiddles |
| verleden tijd | fiddled |
| voltooid deelwoord |
fiddled |
| onvoltooid deelwoord |
fiddling |
| gebiedende wijs | fiddle |
fiddle
- onovergankelijk, (muziek) fiedelen, vioolspelen
- onovergankelijk sjoemelen
- onovergankelijk lummelen
- onovergankelijk onhandig doen, stuntelen
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 6
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Erfwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Muziekinstrument in het Engels
- Persoon in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Muziek in het Engels