fidžijský

Slowaaks

Uitspraak

• IPA: /fɪdʒɪjskiː/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Fidži met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

fidžijský

1. (demoniem) Fijisch; met betrekking tot het land Fiji
2. (demoniem) Fijisch; met betrekking tot de Fijiërs

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /fɪdʒɪjskiː/

Woordafbreking

• fi·d·žij·ský

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Fidži met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

fidžijský

1. (demoniem) Fijisch; met betrekking tot het land Fiji
2. (demoniem) Fijisch; met betrekking tot de Fijiërs

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	fidžijský		fidžijská	fidžijské	fidžijští	fidžijské		fidžijská
genitief	fidžijského		fidžijské	fidžijského	fidžijských
datief	fidžijskému		fidžijské	fidžijskému	fidžijským
accusatief	fidžijského	fidžijský	fidžijskou	fidžijské	fidžijské			fidžijská
vocatief	fidžijský		fidžijská	fidžijské	fidžijští	fidžijské		fidžijská
locatief	fidžijském		fidžijské	fidžijském	fidžijských
instrumentalis	fidžijským		fidžijskou	fidžijským	fidžijskými

Verwante begrippen

• Fidžijec m bezield
• Fidžijka v
• po fidžijsku

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)