fiësta

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

fiësta
Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·es·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Spaans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fiësta fiësta's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fiëstav

  1. Spaans- of Latijns-Amerikaans feest
    • In de slotvoorstelling La Fiesta neemt de Spaanse flamencodanser Israel Galván de bezoeker mee naar een afterparty, waar tot in de kleine uurtjes wordt geïmproviseerd. [2] 
    • Bewoners en buren van het Oosterpark organiseren een exotisch tuinfeestje in het Oosterpark. Tijdens Tropisch Oost kun je in Hotel Arena, De Tropentuin, Hotel Generator en het KIT terecht voor onder meer sambaworkshops, capoeïra, Afrikaanse dans, barbecue, markt en massages. Aan foodtrucks natuurlijk geen gebrek; Food Fiësta zorgt voor een Carïbische hap en Plantage Onverwacht serveert nacho's. Alleen het tropische weer moet je er zelf bij denken. [3] 
    • Fiesta Macumba Soundsystem serveert op de stage 'La Fiesta' reggaeton, merengue, cumbia en dancehall beats. Fan van salsa en bachata? Dan ben je bij 'La Habana' aan het juiste adres. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen