festijn
Uiterlijk
- fes·tijn
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘feest(maal)’ voor het eerst aangetroffen in 1672 [1]
- Van het Franse festin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | festijn | festijnen |
verkleinwoord |
het festijn o
- feest
- De dorpsraad tekent voor de organisatie van het festijn.
- Het woord festijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "festijn" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "festijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be