fermenteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fer·men·teer

Werkwoord

vervoeging van
fermenteren

fermenteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fermenteren
    • Ik fermenteer. 
  2. gebiedende wijs van fermenteren
    • Fermenteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fermenteren
    • Fermenteer je?