feminien

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fe·mi·nien
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen feminien feminiener feminienst
verbogen feminiene feminienere feminienste
partitief feminiens feminieners -

Bijvoeglijk naamwoord

feminien [1]

  1. met eigenschappen die aan vrouwen worden toegeschreven
     Volgens haar is er een wezenlijk verschil is tussen masculien en feminien leiderschap. Het eerste is veel meer taakgericht en heeft veel aandacht voor resultaten en targets, het feminien leiderschap is verbindender en gaat meer uit van het gevoel.[2]
     Heine testte vijfhonderd Canadezen en ontdekte dat zowel de omnivoren als de niet-vleeseters vegetariërs zien als zwak en feminien - maar ook als intellectueel en deugdzaam.[3]
     „Het hele christendom is nogal feminien geworden, de pit is eruit. De kerk brengt te veel een lievige, brave boodschap. Waarom verzwijgen dat de mens verdorven is? Wie de kwaal niet wil zien, kan ook niet genezen worden.”[4]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Boeiende vrouwen” (03-09-2010), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Resultaten onderzoek naar vleeseters zijn bizar, vreemd en verontrustend” (25-09-2011), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “Kinneging: Ontkerkelijking bedreigt functioneren democratie” (31-05-2012), Reformatorisch Dagblad
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be