fehlte

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • fehl·te

Werkwoord

fehlte

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fehlen

Werkwoord

fehlte

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fehlen

Werkwoord

fehlte

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fehlen

Werkwoord

fehlte

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fehlen