federeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van federeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		federeren			te federeren
	toekomend		zullen federeren			te zullen federeren
voltooid	tegenwoordig		hebben gefedereerd			te hebben gefedereerd
	toekomend		gefedereerd zullen hebben			gefedereerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	federerend		gefedereerd			ev. federeer	mv. verouderd federeert	federere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	federeer	federeert	federeert	federeert	federeert	federeren	federeren	federeren
verleden (o.v.t.)	federeerde	federeerde	federeerde	federeerde	federeerde	federeerden	federeerden	federeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal federeren	zult/zal federeren	zult/zal federeren	zult federeren	zal federeren	zullen federeren	zullen federeren	zullen federeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou federeren	zou federeren	zou(dt) federeren	zoudt federeren	zou federeren	zouden federeren	zouden federeren	zouden federeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefedereerd	hebt gefedereerd	hebt/heeft gefedereerd	hebt gefedereerd	heeft gefedereerd	hebben gefedereerd	hebben gefedereerd	hebben gefedereerd
verleden (v.v.t.)	had gefedereerd	had gefedereerd	had gefedereerd	hadt gefedereerd	had gefedereerd	hadden gefedereerd	hadden gefedereerd	hadden gefedereerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefedereerd hebben	zal/zult gefedereerd hebben	zult/zal gefedereerd hebben	zult gefedereerd hebben	zal gefedereerd hebben	zullen gefedereerd hebben	zullen gefedereerd hebben	zullen gefedereerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefedereerd hebben	zou gefedereerd hebben	zou/zoudt gefedereerd hebben	zoudt gefedereerd hebben	zou gefedereerd hebben	zouden gefedereerd hebben	zouden gefedereerd hebben	zouden gefedereerd hebben