farmacologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- far·ma·co·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van farmacologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | farmacologisch | farmacologischer | |
verbogen | farmacologische | farmacologischere | |
partitief | farmacologisch | farmacologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
farmacologisch [1]
- (medisch) betreffende de farmacologie
Vertalingen
1. leer van de geneesmiddelen en de interactie tussen deze en een levend biologisch systeem betreffende
Gangbaarheid
- Het woord farmacologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.