Naar inhoud springen

farcir

Uit WikiWoordenboek

se farcir

  1. wederkerend (spreektaal) schransen, zich volproppen
    «Ces goinfres se sont farci tout le rôti.»
    Die vreetzakken hebben al het vlees verslonden. [1]
  2. wederkerend (spreektaal) opgescheept zitten met, het moeten uithouden met
    «En se mariant avec Caroline, il va se farcir une salope de belle-doche.»
    Als hij trouwt met Caroline zit hij opgescheept met een takkewijf van een schoonmoeder. [1]