fantasmagorie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fan·tas·ma·go·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geestverschijning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fantasmagorie | fantasmagorieën |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de fantasmagorie v
- geheel van door optische middelen tevoorschijn gebrachte figuren in een donker vertrek
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord fantasmagorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "fantasmagorie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fantasmagorie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).