falsificeerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fal·si·fi·ceer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van falsificeren met het achtervoegsel -baar
Bijvoeglijk naamwoord
falsificeerbaar
- dat iets te toetsen is: de toetsing kan óók aantonen dat de te toetsen veronderstelling onjuist is
- "Maar dat betekent ook dat de psychoanalyse na Freuds crisis een stuk onwetenschappelijker is geworden. Voor de crisis loog Freud wel over de resultaten, maar in principe waren zijn ideeën nog falsificeerbaar. Daarna niet meer. Dat is ook heel begrijpelijk. Je wilt toch niet je hele leven permanent met mislukkingen worden geconfronteerd. Ieder mens wil ook wel eens succes hebben. En dan is Freuds oplossing, dat een mislukking niet meer pleit tegen de theorie, de mooiste die er is."[1]
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord falsificeerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Max Pam NRC 17 april 1993