fairplay

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fair·play
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fairplay
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fairplaym

  1. het eerlijk spelen, handelen en doen
    • Van Dord, nog altijd in dienst van Ajax, vindt dat zijn club tijd, geld en energie in de jeugdopleiding moet blijven steken. „Maar het is naïef te denken dat we het daarmee kunnen redden. We moeten hopen dat er toch zoiets als financial fairplay komt, maar ik zie het somber in. Het is te krankzinnig voor woorden dat wij Spaanse banken op de been houden die ervoor zorgen dat Real Madrid voor honderd miljoen euro een speler kan kopen. Dat zou de Europese Commissie toch moeten verbieden.”[2] 
    • Go Ahead Eagles heeft in de eerste voorronde van de Europa League Ferencváros aardig tegenspel geboden. De degradant uit de eredivisie, die op basis van het fairplay-klassement een Europees ticket verdiende, speelde met 1-1 gelijk tegen de Hongaarse vicekampioen.[3]  
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. fairplay op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Jaap Visser 22 oktober 2013
  3. Volkskrant Michiel van Gruijthuijsen 2 juli 2015