facilitator
Uiterlijk
- Geluid: facilitator (hulp, bestand)
- fa·ci·li·ta·tor
- Naamwoord van handeling van faciliteren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | facilitator | facilitators facilitatoren |
verkleinwoord | facilitatortje | facilitatortjes |
de facilitator m
- persoon, groep of instelling die iets faciliteert
- Het heeft weinig zin Trump belachelijk te maken, maak belachelijk wat Trump mogelijk maakt: het benepen eigenbelang van kiezers, de cynische hypocrisie van (christelijk) rechts, de blinde vlekken van bourgeois links, de rol van commercie en media, het vampirisme van de abject rijken, en een internet dat van utopisch idee is verworden tot facilitator van oligarchie en fascisme.[1]
- Het woord facilitator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.