facetime

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • face·time

Werkwoord

vervoeging van
facetimen

facetime

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van facetimen
    • Ik facetime. 
  2. gebiedende wijs van facetimen
    • Facetime! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van facetimen
    • Facetime je? 

Gangbaarheid