fabrieksgebouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·brieks·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fabrieksgebouw fabrieksgebouwen
verkleinwoord fabrieksgebouwtje fabrieksgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

fabrieksgebouw o [1]

  1. gebouw waarin een fabriek is gevestigd
     In de hoofdstad van Bangladesh is een fabrieksgebouw van acht verdiepingen ingestort. Zeker 70 mensen zijn omgekomen. Honderden liggen vermoedelijk nog onder het puin. Een gesprek met correspondent Lucas Waagmeester.[2]
     Voor de tiende keer dit jaar heeft een werknemer van de Chinese elektronicamaker Foxconn zelfmoord gepleegd door van het fabrieksgebouw te springen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “"Opnieuw arbeiders in kledingindustrie getroffen"” (Woensdag 24 april 2013, 11:16), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Golf zelfmoorden bij Chinese elektronicamaker” (Dinsdag 25 mei 2010, 11:27), NOS