faas

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- faas
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van Latijn "fascia".
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faas | fazen |
verkleinwoord | faasje | faasjes |
Zelfstandig naamwoord
- (heraldiek) een der herautstukken; een horizontale band die het middelste derde deel van het veld van het wapen beslaat
- Een faas kan gegolfd, gepunt, verkort of getinneerd zijn en met andere stukken beladen.
Vertalingen
1. een der herautstukken; een horizontale band die het middelste derde deel van het veld van het wapen beslaat
Gangbaarheid
- Het woord faas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "faas" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be