faëton
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fa·ë·ton
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Grieks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faëton | faëtons |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (paardrijden) lichte, open, vierwielige wagen die getrokken wordt door twee paarden
- (keerkringvogelachtigen) benaming voor vogels uit de orde Phaethontidae , die het grootste gedeelte van het jaar boven zee doorbrengen en vrijwel alleen tijdens het broedseizoen aan land te vinden zijn
Synoniemen
- [2] keerkringvogels
Gangbaarheid
- Het woord faëton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "faëton" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Paardrijden in het Nederlands
- Keerkringvogelachtigen in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 26 %
- Prevalentie Vlaanderen 25 %