führen ab

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˈfyːʀn̩ ap /, / ˈfyːɐ̯n̩ ap /, / ˈfyːʀən ap /
Woordafbreking
  • füh·ren ab

Werkwoord

führen ab

  1. (hoofdzin) eerste persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van abführen
  2. (hoofdzin) derde persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van abführen
  3. (hoofdzin) eerste persoon meervoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van abführen
  4. (hoofdzin) derde persoon meervoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van abführen