fängt an

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˌfɛŋt ˈan /
Woordafbreking
  • fängt an

Werkwoord

fängt an

  1. (hoofdzin) derde persoon enkelvoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van anfangen
  2. (hoofdzin) tweede persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van anfangen