extrinsiek
Uiterlijk
- Geluid: extrinsiek (hulp, bestand)
- ex·trin·siek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet wezenlijk, nominaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | extrinsiek | extrinsieker | extrinsiekst |
verbogen | extrinsieke | extrinsiekere | extrinsiekste |
partitief | extrinsieks | extrinsiekers | - |
extrinsiek [3]
- Het woord extrinsiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "extrinsiek" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "extrinsiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ extrinsiek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be