Naar inhoud springen

exponent

Uit WikiWoordenboek
  • ex·po·nent
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord exponent exponenten
verkleinwoord - -

deexponentm [3]

  1. (wiskunde) het aantal malen dat het grondtal in een machtsverheffing met zichzelf vermenigvuldigd wordt om het resultaat te verkrijgen
  2. kenmerkende vertegenwoordiger
     cuby and the blizzards window of my eyescuby and the blizzards window of my eyes: Natuurlijk zijn ze in Assen onverminderd trots op 'hun' Harry. Gastconservator Albert Haar noemt hem graag een icoon voor Drenthe, een voorbeeld voor de provinciale jeugd. Maar Muskee was natuurlijk meer dan dat. Met zijn muziek en zijn dwarsheid was hij een exponent van de anarchie van de jaren zestig. Die levenshouding bracht hem fans in heel Nederland.[4]
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]