exploreren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
exploreren explorerend
exploratie geëxploreerd
Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·plo·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
exploreren
exploreerde
geëxploreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

exploreren [3]

  1. overgankelijk een onbekend gebied verkennen
    • De bodem van die zee is nog niet goed geëxploreerd wat betreft de mogelijke olie- en gasvoorraden. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen