executeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exe·cu·teer

Werkwoord

vervoeging van
executeren

executeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van executeren
    • Ik executeer. 
  2. gebiedende wijs van executeren
    • Executeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van executeren
    • Executeer je?