examendatum
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: examendatum (hulp, bestand)
- IPA: / ɛkˈsamə(n)ˌdatʏm / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- exa·men·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van examen zn en datum zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | examendatum | examendata examendatums |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de examendatum m
- vastgestelde dag waarop je kan laten zien dat je over bepaalde kennis of vaardigheden beschikt, meestal aan het eind van een opleiding of als onderdeel van een toelatingsprocedure
- ▸ Wat betreft de cursus Vlaams, weet je al iets over de examendatum?[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'examendatum' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron MalonGroeten uit... (28 mei 1935) in: Liter., jrg 2 nr. 6 (januari 1999), p. 62
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal