evenwichtigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • even·wich·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord evenwichtigheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de evenwichtigheidv

  1. het evenwichtig zijn
    • Persoonlijk denk ik dat hij, Poetin, losgeslagen is. Ik maak me echt zorgen over zijn beoordelingsvermogen en evenwichtigheid momenteel. „En hier zit wel een kerel die zijn vinger in potentie op de kernknop heeft. Dat maakt dat we goed moeten opletten.”[2] 
Verwante begrippen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen