erflating

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • erf·la·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erflating erflatingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de erflatingv

  1. erven van bezittingen aan de nazaten van de overleden erflater
    • De Brabanders hadden uit Oost-Brabant een huwelijkspatroon meegebracht dat niet zozeer leidde tot huwelijken tussen directe bloedverwanten (toen nog tot in de vierde graad in de rooms-katholieke kerk verboden), maar wel tot huwelijk binnen hetzelfde kleine aantal families. Het oorspronkelijke doel was bij erflating versnippering van de grond door verdeling over meer families te voorkomen. [2] 
  2. door erven verkregen bezittingen
    • In zijn woon- en werkkamer hangt en staat veel kunst. Zonder uitzondering zijn het "erflatingen van eerbiedwaardige voorgangers" en schenkingen van parochieleden. "Ik ben een geluksbeest, ik heb veel gekregen", zegt hij met een lach. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dr. H.A.V.M. van Stekelenburg 31 januari 1998 PORFYRIE
  3. NRC Arjen Ribbens 18 oktober 2008 'Ik wil ruimte zien'
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be