erfkraan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- erf·kraan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van erf zn en kraan zn
- uit het Surinaams-Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfkraan | erfkranen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (huishouden) de ene waterkraan voor een of meer woningen die niet binnen maar buiten de woning uitmondt
- ▸ Tot op vandaag functioneert het waternet en heeft elke woning een erfkraan.[1]
Gangbaarheid
- Het woord erfkraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Bigi Poika” (geraadpleegd 15/3/2021), Wikipedia