erewoord
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ere·woord
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘belofte met eer als onderpand’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
- samenstelling van ere en woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erewoord | erewoorden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
erewoord o
- belofte waarbij men zijn eer op het spel zet.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord erewoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "erewoord" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |