epidemioloog
Uiterlijk
- epi·de·mio·loog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epidemioloog | epidemiologen |
verkleinwoord | epidemioloogje | epidemioloogjes |
de epidemioloog m
- (medisch) (beroep) iemand die zich bezig houdt met epidemieën
- ▸ De epidemioloog en architect achter de omstreden Zweedse corona-aanpak zegt dat er in zijn land meer gedaan had moeten worden om het virus aan het begin van de uitbraak te beteugelen.[1]
- Het woord epidemioloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "epidemioloog" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -loog in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 90 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %