Naar inhoud springen

envoi

Uit WikiWoordenboek
  • en·voi
enkelvoud meervoud
naamwoord envoi envois
verkleinwoord - -

deenvoim

  1. (dichtkunst) aanhef van de slotstrofe, zoals die traditioneel in een rederijkersgedicht voorkomt
     Elke cyclus eindigt bovendien met een envoi, de strofe waarmee middeleeuwse rederijkers hun gedicht of ballade eindigden, bedoeld om iemand aan te spreken of vaarwel te zeggen. Uit de laatste envoi, gericht aan een moeder, moeder Aarde: ‘Je gebroken gezicht heeft alle vragen / opgezogen. Je krijgt alleen nog bloed / over je lippen.’[2]
  1. envoi op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 mei 2025 Weblink bron
    Obe Alkema
    “Plattelandsdichter Paul Demets: ‘Soms denk ik: wat een pretentie om zo bezig te zijn met het klimaat’” (20 augustus 2020) op nrc.nl op Wikipedia