envejecer
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- en·ve·je·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
envejecer |
envejecía |
envejecido |
volledig |
Werkwoord
envejecer
- aftakelen, ouder maken, verouderen
- laten rijpen (van kaas of wijn)