entender
Uiterlijk
- en·ten·der
enkelvoud | meervoud |
---|---|
entender | entenderes |
entender m
entender
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
entender |
entendía |
entendido |
volledig |
- onovergankelijkvan mening zijn
- doorhebben, begrijpen
- overgankelijk begrijpen, beseffen
- verstaan
- «Pedro no entiende la lección»
- Peter begrijpt de les niet
- «Pedro no entiende la lección»
- [3] comprender