enkelblessure

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·kel·bles·su·re
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord enkelblessure enkelblessures
enkelblessuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de enkelblessurev

  1. (medisch) een beschadiging van het enkelgewricht door een ongeluk of overmatige belasting
     Het geluk lachte Knegt toe. Niet alleen voelde hij weer iets van de souplesse die in zijn beste jaren de pijler was onder zijn successen, ook werd hij op het laatste moment ingeschreven voor de wereldbeker. Als vervanger van de onfortuinlijke Sven Roes, die tijdens de laatste training ten val kwam en een enkelblessure opliep.[1]
     PSG speelde met de complete sterrenaanval: Lionel Messi, Neymar en Kylian Mbappé. Neymar moest tien minuten voor tijd naar de kant met ogenschijnlijk een zware enkelblessure. Het leidde tot tranen bij de Braziliaanse aanvaller.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2021 Weblink bron
    Luuk Blijboom
    “Schop onder de kont doet wonderen voor Sjinkie Knegt” (ZA 27 NOVEMBER 2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2021 Weblink bron “Ramos debuteert na vier maanden bij PSG, dat Neymar ziet uitvallen” (ZO 28 NOVEMBER 2021), NOS