energielabel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Het energielabel voor een wasmachine anno 2021.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ener·gie·la·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord energielabel energielabels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

energielabel m/o

  1. een maatstaf voor de consument om te zien hoe zuinig, milieuvriendelijk en/of energiebesparend het aangekochte product is
     De Rekenkamer noemt het niet zeker of het energielabel voor woningen voldoende betrouwbaar is; verder is onduidelijk wat het effect is van een fiscale regeling die bedoeld is om experts uit het buitenland aan te trekken en van regelingen om oudere werklozen aan werk te helpen.[1]
     Ongeveer 70 procent van de koopwoningen heeft een energielabel C of lager. Dit zijn 3,4 miljoen woningen. Er is in het SER Energieakkoord onder meer afgesproken dat in 2030 huizen gemiddeld een energielabel A zouden moeten hebben. Huishoudens zijn verantwoordelijk voor ongeveer 16 procent van de broeikasgasuitstoot in Nederland.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “'Overheid schiet ernstig tekort bij defensie, justitie en belastingdienst'” (18-05-2016), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Weinig animo voor energiezuiniger maken van eigen huis” (18-04-2016), NOS