encadreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·ca·dreer·de

Werkwoord

vervoeging van
encadreren

encadreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van encadreren
    • Ik encadreerde. 
    • Jij encadreerde. 
    • Hij, zij, het encadreerde. 

Gangbaarheid