en avoir marre de

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

en avoir marre de

  1. (spreektaal) er genoeg van hebben, er de buik vol van hebben
    «J’en ai marre de ce taf de merde, j’vais donner ma dèm.»
    Ik heb de balen van dat klotewerk, ik neem ontslag.
    «Y'en a marre, tu fais que des conneries!»
    Nu is het genoeg geweest, je haalt alleen maar stomme streken uit! [1]

Verwijzingen