emulgeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emul·geer

Werkwoord

vervoeging van
emulgeren

emulgeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emulgeren
    • Ik emulgeer. 
  2. gebiedende wijs van emulgeren
    • Emulgeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emulgeren
    • Emulgeer je?