empiristisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- em·pi·ris·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | empiristisch | empiristischer | |
verbogen | empiristische | empiristischere | |
partitief | empiristisch | empiristischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
empiristisch [1]
- betrekking hebbend op de leer die ervan uitgaat dat kennis ontstaat door waarneming
- De feiten zijn wat je gelooft, wat je gelooft zijn de feiten. Welkom in het post-empiristische tijdperk. [2]
Gangbaarheid
- Het woord empiristisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "empiristisch" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Jan Kuitenbrouwer 17 september 2011 Met een Prodentgrijns je excuus aanbieden en de deuk is weg
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be