emoe

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emoe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘loopvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord emoe emoes
verkleinwoord emoetje emoetjes

Zelfstandig naamwoord

de emoem

  1. (loopvogels) bepaalde soort drietenige vogel Dromaius novaehollandiae op Wikispecies uit Australië
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen