emmancher
Frans
Uitspraak
Werkwoord
emmancher
- (spreektaal) neuken, penetreren
- «Tous les samedi soirs, en boîte, il trouve une meuf à emmancher.»
- Iedere zaterdagavond vindt hij een meid om mee te neuken. [1]
- «Tous les samedi soirs, en boîte, il trouve une meuf à emmancher.»