emitteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: emitteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- emit·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
emitteren |
emitteerde
- enkelvoud verleden tijd van emitteren
- Ik emitteerde.
- Jij emitteerde.
- Hij, zij, het emitteerde.
- Ik emitteerde.