emir
Uiterlijk
- emir
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘Arabisch opperhoofd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emir | emirs |
verkleinwoord | emirtje | emirtjes |
de emir m
- (adel), (persoon) Arabisch vorst
- Oorspronkelijk was "emir" een eretitel die gegeven werd aan nakomelingen van Mohammed, via zijn dochter Fatima Zahra.
- Het woord emir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emir" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "emir" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Adel in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 78 %
- Prevalentie Vlaanderen 82 %