ellendig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • el·len·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ellendig ellendiger ellendigst
verbogen ellendige ellendigere ellendigste
partitief ellendigs ellendigers -

Bijvoeglijk naamwoord

ellendig

  1. erg onaangenaam
    • Hij voelde zich ellendig na haar dood. 
     Het was weliswaar lang geleden dat hij zich bezig had moeten houden met economie, boekhouden en bedrijfseconomie, het ellendigste onderdeel voor de rechtenstudent, dat sluw al in het eerste jaar van de opleiding was geplaatst.[2]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. ellendig op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be