elektronisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

elektronische warmtemeter
Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tro·nisch
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘werkend door vrije elektronen’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • afgeleid van elektron met het achtervoegsel -isch [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen elektronisch elektronischer
verbogen elektronische elektronischere
partitief elektronisch elektronischers -

Bijvoeglijk naamwoord

elektronisch

  1. (techniek) functionerend middels geregelde elektrische stromen
    • De elektronische industrie heeft in de twintigste eeuw een gigantische ontwikkeling ondergaan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen