elektrificatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tri·fi·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord elektrificatie elektrificaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de elektrificatiev

  1. (elektrotechniek) invoering van een elektriciteitsnet in een bepaald gebied
     Het klonk een klein beetje als zo’n oude communistische strijdkreet uit het begin van de bolsjewistische regering, die op spandoeken was te lezen: ‘Communisme - dat is Sovjetmacht + elektrificatie van het hele land’.[2]
  2. (elektrotechniek) gebruik van spanning voor een bepaalde toepassing ter vervanging van een andere vorm van energie
     De investeringsopgave in elektrische autotechnologie lijkt niet voor iedereen haalbaar. Bij concerns die vrijwel niet geïnvesteerd hebben in elektrificatie – zoals Jaguar Land Rover, onderdeel van het Indiase Tata – rijst de vraag welke toekomst ze op termijn hebben.[3]
Schrijfwijzen
  • electrificatie (officiële spelling tot 1955 en nadien daarbinnen nog toegelaten variant tot 1996)
  • elektrifikatie (toegelaten variant in de officiële spelling van 1955 tot 1996)
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2021 Weblink bron
    Michel Krielaars
    “Premier Poetin” (3 oktober 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2021 Weblink bron
    Milo van Bokkum
    “Traditionele automakers gaan de strijd aan met Tesla” (25 september 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be