Naar inhoud springen

elders

Uit WikiWoordenboek
  • el·ders

elders

  1. ergens anders, in een andere plaats, op een andere plaats
    • Mijn familie woont elders in Almelo 
     En ook elders in het dierenrijk slaan broers en zussen elkaar net zo vaak de hersens in als dat ze elkaar helpen, lees ik in A Natural History of Families van de Amerikaanse ornitholoog Scott Forbes.[3]
     De inwoners van Bleskensgraaf hadden het advies gekregen te evacueren en waren bijna allemaal elders ondergebracht.[4]

deeldersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord elder
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]


elders mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord elder