eierwekker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·er·wek·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eierwekker eierwekkers
verkleinwoord eierwekkertje eierwekkertjes

Zelfstandig naamwoord

eierwekker m [1]

  1. wekker die men gebruikt bij het koken van eieren
     Niet alleen PC en tv worden eindelijk verbonden. Alles moet aan het internet verbonden worden. Samsung komt met een Wi-Fi-koelkast, zodat je altijd weet wat je in de koelkast hebt. Een Wi-Fi-kookpot maakt de eierwekker overbodig. En door een slimme tandenborstel bewijs je bij je tandarts dat je echt goed poetst. Een app houdt je poetsgedrag netjes bij.[2]


Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “Groter, scherper, mooier: CES” (Dinsdag 7 januari 2014, 16:25), NOS